Paul vertelt...

 

Duisternis in het voorjaar van 1994

 

1989-1994, 1962-1994, 1953-1994, mijn geboortejaar-1994. Tussen de metershoge bomen liggen verschillende graven verspreid. Het geboortejaar op de grafstenen verschilt, de sterfdatum is overal dezelfde: 1994. Het voorjaar van dat jaar was veruit de donkerste periode in de geschiedenis van Rwanda. In honderd dagen tijd werden er meer dan een miljoen Tutsi’s en met hen sympathiserende Hutu’s en Twa vermoord. Afgeslacht is wellicht een betere omschrijving. Veel dorpen waar wij langsfietsen hebben een eigen herdenkingsteken, soms een grote steen langs de weg met namen erop geschilderd, soms een herdenkingsplek voor een kerk en op acht plekken in het land een groot ‘monument’ om de overleden mensen te herdenken.

Bijna altijd worden deze plekken vergezeld met de woorden ‘Never again’. En nu, ruim 25 jaar na datum, zijn er speciale dagen in het jaar waarop collectief gerouwd wordt en waarop de ‘helden’ uit die tijd geëerd worden. 1 februari is de officiële Heldendag, een officiële feestdag, als eerbetoon aan de menselijkheid tijdens de gruwel. De week na 7 april is er een van nationale rouw.

Kathleen weet van zichzelf dat herdenkingsplekken waar zoveel gruwelijkheden herdacht worden haar verlammen en te veel naar haar keel grijpen. Ook ’s nachts laten de beelden haar niet met rust en dus kiest zij ervoor de gedenkplekken te laten voor wat ze zijn.


Ik besluit daarom al vroeg in de ochtend in mijn eentje een van de vele brommertaxi’s aan te houden om me naar de drie kilometer verderop gelegen ‘Murambi Genocide Memorial Site’ te brengen.

Het is een voormalig schoolgebouw dat in 1994 gerenoveerd werd en daarom in die tijd leeg stond. De vele Tutsi-vluchtelingen werden hier naar toe geleid, waarbij gezegd werd dat ze daar veilig onderkomen zouden vinden. Het bleek een valstrik. Op 21 april 1994, vijftien dagen nadat de president van Rwanda uit de lucht was geschoten, een gebeurtenis die als begin van de genocide wordt gezien, werden tussen 3 uur ’s nachts en 11 uur ’s morgens 40.000 tot 50.000 mensen op gruwelijke wijze vermoord. Slechts enkele tientallen mensen overleefden de slachtpartij.

 

Er wordt op panelen uitgelegd hoe het zover heeft kunnen komen. De schuld van de genocide wordt bij het westen gelegd. België als laatste koloniale macht wordt verweten het onderscheid tussen Tutsi’s, Hutu’s en Twa veranderd te hebben van een sociale structuur naar een etnische structuur. Voor de kolonisatie was je Hutu als je 1 tot 10 koeien had. Had je er meer, dan werd je een Tutsi en had je er geen dan was je een Twa. Tijdens de kolonisatie werd dat gewijzigd. Mensen werden ingedeeld naar lichaamskenmerken; vooral neusvorm en lichaamslengte. Vanaf 1932 werd ‘je status’ ook vermeld op je identiteitsbewijs en was het niet meer mogelijk om van Hutu, Tutsi te worden of andersom, zoals voor de koloniale tijd gebruikelijk was. Tegelijkertijd werd er een ‘verdeel en heers’ strategie gevolgd. De Hutu’s werd wijsgemaakt dat hun ontwikkeling geblokkeerd werd door de Tutsi’s. 

Bovenstaande wordt als oorzaak van de genocide genoemd, maar de grootste schuld wordt bij de VN en de Fransen gelegd. Bij de VN omdat zij veel te traag waren met ingrijpen en bij de Fransen omdat zij militaire troepen in het land hadden, maar in plaats van de vluchtelingen te beschermen tegen de gruweldaden, hebben zij het regeringsleger die de slachting uitvoerde, gesteund en hen na de oorlog zelfs een uittocht geboden naar het naastliggende Congo, om zo aan vervolging te kunnen ontkomen.

De panelen vertellen over individuele Franse soldaten die mensen hebben gered, maar in het algemeen heeft het Franse leger de andere kant op gekeken toen zij zagen wat er gebeurde.


Ik vraag aan de directeur van het museum, die mij begeleidt, waarom de Fransen dat gedaan hebben. Volgens hem heeft dat er hoofdzakelijk mee te maken dat het bevrijdingsleger zijn basis in Oeganda had, wat een Engelstalig land was. Rwanda was destijds nog Franstalig en de Fransen zouden dat als reden hebben gehad om het regeringsleger te steunen en niet het bevrijdingsleger dat een eind wilde, en uiteindelijk ook gemaakt heeft aan de genocide. De relatie met Frankrijk is tot op de dag van vandaag nog steeds gespannen en sinds 2008 is het Frans op scholen officieel vervangen door het Engels. Een jaar later is Rwanda toegetreden tot het Gemenebest van Naties om de band met de Angelsaksische wereld te versterken ten koste van de relatie met de Fransen.

 

Volledig in gedachten verzonken loop ik het voormalige schoolgebouw uit. Als enige blanke in dit museum voel ik een last op mijn schouders rusten. Hier waren de Belgen en Fransen actief, maar in andere delen van de wereld heeft Nederland ook niet altijd een geschiedenis om trots op te zijn. Ik voel me als Westerling zelfs wat aangevallen. Het lukt me waarschijnlijk niet om geheel objectief te zijn en ik besef dat ik waarschijnlijk veel te kort door de bocht ga omdat ik me onvoldoende in de periode na de kolonisatie verdiept heb, maar ik mis een stukje zelfreflectie. Het land was immers al ruim 30 jaar onafhankelijk toen de genocide plaatsvond. Ik vind het wat extreem om alle schuld bij het westen te leggen, ook al zijn er grote fouten gemaakt. Maar de regering heeft ook 32 jaar lang de kans gehad om de structuur die de Belgen geïntroduceerd hebben, te veranderen; om weer voor verzoening tussen de tribes te zorgen. Maar het zwart maken van de Tutsi’s ging gewoon in alle hevigheid door. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de regering in de periode na de kolonisatie de Hutu’s zelfs nog veel meer tegen de Tutsi’s heeft opgezet. Er hangt een manifest op een van de panelen welke eind jaren ’60 voorgelezen is door de toenmalige Rwandese president. Het omvat tien punten. Als ik het manifest moet geloven, waren de Tutsi’s de meest verschrikkelijke, onbetrouwbare mensen die je kon tegenkomen. In getuigenverklaringen over die periode lees ik dat Hutu’s dachten dat ze goed bezig waren door hun Tutsi dorpsgenoten te vermoorden; het werd immers door de toenmalige leiders van het land aangemoedigd en door de vele propaganda en het decennia lang stelselmatig neerzetten van de Tutsi’s als dieven, leugenaars en luiaards, waren mensen overtuigd dat het land beter af was zonder de Tutsi’s. Over die periode in Rwanda en de consequenties daarvan in relatie tot de genocide lees ik echter niets.

 

En ik kan het ook niet laten om het naar de huidige tijd te vertalen. ‘Never again!’ Het komt ook op deze plaats regelmatig terug. Ik sta er, net als waarschijnlijk iedereen, volledig achter. Maar is het voldoende om het er simpelweg mee eens te zijn? Hoe is de situatie nu in Europa, of concreter, in Nederland? De Islam en de Marokkanen worden door Wilders al meer dan tien jaar stelselmatig zwart gemaakt; er deugt volgens de PVV heel erg weinig van. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar is Wilders niet al lang het stadium van ‘vrijheid van meningsuiting’ voorbij? Inmiddels heeft hij immers in alle vrijheid zijn mening geuit en is die meer dan bekend. Wat is eigenlijk het verschil met het manifest dat ik zojuist gelezen heb? In Rwanda werd er destijds ook stelselmatig en jarenlang een groep zwart gemaakt. Moet er echt niet heel wat steviger tegen hem ingegrepen worden?

 

Want ben ik in de afgelopen jaren ook niet ongewild beïnvloed en toch wat anders gaan denken over deze landgenoten? Geef ik een individuele Marokkaan een eerlijke kans of laat ik me toch ook enigszins leiden door het beeld dat door verschillende politici neergezet wordt, zonder dat ik zelf ooit problemen met een van hen heb gehad? Sterker, ben ik zelfs nu niet verkeerd bezig door ze ‘Marokkaan’ te noemen? De jongeren zijn allemaal in Nederland geboren en hebben een Nederlands paspoort. Dat laatste heb ik ook, maar ik ben in Italië geboren. En ik word wel gewoon als Nederlander gezien. Kortom, wanneer ben je Marokkaan-af en ben je gewoon Nederlander? Kunnen ze dat ooit worden?

 

Licht in het voorjaar van 2020

 

Zodra ik twee stappen buiten het hek van het complex heb gezet, hoor ik achter me ‘Mzungu, how are you? Give me money, give me 100 Frank!’. Twee jongens van een jaar of tien staan vlak naast me. In gedachten verzonken had ik ze nog niet eerder opgemerkt. Geen tijd meer voor gedachtes en reflectie. Ik ben weer terug in het Rwanda van 2020 en daar wordt mijn aandacht voor gevraagd. En dat huidige Rwanda maakt indruk op ons.

 

President Kagame geeft sinds 2000 de richting aan, in de jaren 1994 tot 2000 was hij vice-president. Van enige economische activiteit was na de genocide nauwelijks nog sprake. Het hele land was verwoest en westerse investeerders hadden Rwanda verlaten. Kagame heeft het land helemaal van voor af aan op moeten bouwen. De vlag is veranderd, districten zijn vereenvoudigd en steden en dorpen hebben andere namen gekregen. Dat laatste schept bij ons nog wel eens verwarring, omdat de namen langs de weg niet overeenkomen met de namen op onze kaarten. Een van de eerste dingen die Kagame daarnaast als president gedaan heeft, is het onderscheid tussen de drie tribes verbieden. De omschrijving ‘Hutu’, ‘Tutsi’ en ‘Twa’ is uit de paspoorten gehaald. Het is zelfs verboden om deze woorden nog te gebruiken en je mag er ook niet naar informeren. Vanaf dat moment is iedereen alleen nog maar Rwandees.

 

Tegenspraak duldt president Kagame, oud militair van het bevrijdingsleger ten tijde van de genocide, niet. Kritische journalisten zijn monddood gemaakt en persvrijheid bestaat niet. Onlangs heeft hij ook de grondwet aangepast, zodat hij in ieder geval tot 2034 president kan blijven. In die zin lijkt hij weinig te verschillen van het beeld dat wij van Afrikaanse leiders hebben. Er is echter ook een andere kant van het verhaal. 

We lezen dat 98% van de kinderen in Rwanda naar school gaat. Een vergelijkbaar percentage van de mensen heeft een ziektekostenverzekering. Indien iemand niet in eigen land geholpen kan worden, wordt gekeken of hij in India of Zuid-Afrika betere kansen heeft. Obama heeft zich volgens zeggen voor zijn ‘Obama-care’ door Rwanda laten inspireren. Het lijkt allemaal grootspraak totdat we Theo ontmoeten. Hij zit na een ernstig busongeluk in een rolstoel en vertelt dat hij nu in een procedure zit om in India behandeld te worden. Zijn foto’s worden een dezer dagen bestudeerd en binnen een maand verwacht hij uitslag te krijgen of er kansen zijn op (gedeeltelijke) genezing. Is dat het geval, dan stapt hij binnenkort op het vliegtuig. 


En van een medisch team uit Zweden, dat we toevallig tegenkomen in een van de guesthouses, horen wij dat zij naar Rwanda zijn gekomen om te zien hoe medicijnen per drone naar afgelegen gebieden in Rwanda worden vervoerd. Zweden herkent dat probleem en komt nu in Rwanda horen hoe dat hier georganiseerd is.

 

De armste kinderen krijgen van de overheid extra voedingssupplementen om het eenzijdige voedingspatroon te doorbreken. Corruptie wordt niet getolereerd en de overheid schijnt ook bekend te staan om zijn voortvarendheid en gebrek aan bureaucratie. De president heeft onlangs drie nieuwe programma’s in het leven geroepen: ‘one cow per familiy’, ‘one child, one laptop’ and ‘free wifi everywhere in the country’. Het is onderdeel van zijn streven om van zijn land een midden-inkomensland te maken en zich te profileren als kenniseconomie. Hij doet het overigens niet alleen. In Rwanda is 64% van het parlement een vrouw. Enerzijds is de overtuiging dat met vrouwen aan de macht zoiets verschrikkelijks nooit meer zal gebeuren. Anderzijds waren de vrouwen na de genocide veruit in de meerderheid, waardoor zij veeI, van oorsprong mannen-activiteiten, hebben overgenomen. Zo ook de politiek. Daarnaast hebben de gezamenlijke hulporganisaties en landen in de afgelopen 25 jaar 9 miljard dollar aan het land geschonken om het weer op te bouwen. Deze donoren zijn het er unaniem over eens dat de Rwandese overheid de hulpmiddelen als een van de beste ontwikkelingslanden besteedt.

 

Als wij door het land fietsen, zien we zelf ook dat er al heel veel bereikt is. Het huidige Rwanda wordt wel het ‘Singapore van Afrika’ genoemd. Het is er schoon, veilig (volgens het World Economic Forum is Rwanda het 8e veiligste land ter wereld; zowel België als Nederland moeten Rwanda op dat vlak voor laten gaan) en alles is goed georganiseerd. 

De hoofdwegenstructuur bestaat uit spiegelglad asfalt. In de stadjes liggen er trottoirs langs de wegen en soms komen we zelfs fietspaden tegen. Er is - werkende - straatverlichting welke geheel uit ledverlichting bestaat. Er zijn zebrapaden waar het verkeer ook daadwerkelijk voor stopt als je over wilt steken. De brommerrijders hebben allemaal een helm op en er zit maximaal 1 passagier achterop, uiteraard ook met een helm. We zien voor het eerst sinds zeer lange tijd weer bushokjes in het straatbeeld en de bussen doen op geen enkele wijze onder voor onze Nederlandse bussen. Twee dagen per maand is het autoloze zondag. Heel veel maakt dat overigens niet uit; ook op niet autoloze dagen zien we nauwelijks auto’s. 


Fietsen daarentegen domineren het straatbeeld. Vaak gekleurd en voorzien van vele reflectoren als versiering en met enorme balen goederen achterop; het zijn de vrachtwagens van Rwanda. Daarnaast worden ze ook als taxi gebruikt. Alle fietsen die spullen of personen vervoeren, hebben een nummerbord.

 

Nergens ligt plastic of ander vuil in de bermen. Plastic is verboden in dit land en de laatste zaterdag in de maand is het ‘community day’ en is iedereen van 18+ verplicht twee uur maatschappelijk werk te doen, wat veelal het schoonmaken van de openbare ruimte inhoudt, maar ook bijvoorbeeld het schilderen van de school of het maaien van het lokale voetbalveld. Als je niet komt opdagen, volgt er een stevig gesprek. De dag heeft immers niet alleen als doel om iets op te knappen of schoon te maken, maar vooral ook om de sociale cohesie in het dorp te versterken.

 

Hoewel we beseffen dat de lokale bevolking hier lang niet altijd een eenvoudig leven heeft en de president nog een lange weg te gaan heeft voordat het daadwerkelijk een midden-inkomensland met kenniseconomie is, is het voor ons als Westerse fietsers echt even thuiskomen. Wij houden het hier wel even vol.

 

Eigenlijk is Rwanda ‘Afrika voor Dummies’. En dat bedoel ik zeker niet denigrerend, maar als een groot compliment. Zeker met in het achterhoofd de wetenschap dat van de 7 miljoen mensen die er begin 1994 in Rwanda leefden, er 1 miljoen vermoord zijn en 2 miljoen naar de buurlanden zijn gevlucht. 80% van de kinderen van destijds heeft familie verloren, 90% was overtuigd zelf te sterven. Zij zijn nu de jong volwassenen die het land opbouwen. Rest mij niet meer dan een enorm respect uit te spreken naar dit bijzondere, fascinerende land met zijn enorm hulpvaardige, zachtaardige en gastvrije bevolking.