Kathleen vertelt...

  

De parel van Afrika

 

Oeganda wordt de ‘Parel van Afrika’ genoemd, een naam die al meer dan 100 jaar meegaat. De ontdekkingsreiziger Stanley noemde het land zo. Churchill gebruikte het als titel voor zijn autobiografie over zijn tijd in Afrika. En wij kunnen dit beamen. Oeganda is een pareltje. Aan veelzijdigheid geen gebrek, aan schoonheid evenmin. Er wordt van Oeganda gezegd dat het heel Afrika in één land is. Daar zit iets in. We fietsen langs de ‘kust’ van het Victoriameer, geven ons enkele dagen over aan het geroezemoes en culturele leven in Kampala, fietsen vervolgens tussen bananen- en koffieplantages op de mistige flanken van Mount Elgon richting Karamoja, het noordoostelijke deel van het land. Daar zijn we omgeven door hoge grassen op uitgestrekte savannes, met hier en daar een ruige alleenstaande berg aan de einder. Binnenkort rijden we richting het zuidwesten van Oeganda, waar ons nog kratermeren wachten en bergachtige jungles, bewoond door chimpansees en berggorilla’s.

  

Oeganda is 56 stammen rijk. De ene dag zien wij mannen met een soort Tirolerhoedjes incluis veer op hun hoofd langs de weg wandelen. Rond hun nek een opzichtig Gothic-kruis en een rood geruite omslagdoek rond hun lendenen. De andere dag worden we begroet door mannen van een duidelijk andere stam: lederen pet op het hoofd, lange staf in de hand. Ze dobbelen in de schaduw voor hun lemen huis. De voorgevel versierd met geometrische figuren in donkere aardekleuren. Ernaast staat een ronde hut met rieten puntdak en zonnepaneeltje erbovenop.

Aan potentie ontbreekt het in dit land niet, als we de opschriften langs school, politiegebouw, overheidscommissariaat mogen geloven. Witte borden waarop in grote letters geschilderd staat wat de missie en visie van het betreffende instituut is. ‘in dienst van de gemeenschap.’ ‘Hard werk leidt tot succes.’ ‘Voor een glorierijke toekomst.’ Overal wordt in termen van hoop en verbetering gesproken. De meeste borden zijn intussen wel half verroest, de verf afgebladderd.

 

Wat er aan toekomstperspectief ook gepredikt wordt, het zal de doorsnee-Oegandees een worst wezen.  Want wij hebben de indruk dat de meeste mensen niet verder dan vandaag kijken. Soms uit noodzaak, soms uit gewoonte. Dat heeft veel met schaarste, maar misschien zelfs nog meer met onvoorspelbaarheid te maken. Vele jongeren maken hun schooltijd niet af omdat het een investering op lange termijn is en er nu andere noden zijn, zoals extra hulp op het land bijvoorbeeld. Maar ook in de kleinere dagdagelijkse dingen merken we dat plannen, als die er al zouden zijn, voortdurend worden bijgesteld. Het geplande diner voor de hotelgasten wordt naar een onbepaald tijdstip verplaatst omdat er onverwacht een voetbalmatch plaatsvindt op het plein naast het hotel. Een uitgelezen kans om dat mee te maken. Het eten kan wachten. Die twee hongerige westerse fietsers die zonet zijn aangekomen ook.


Voor ons is al die onvoorspelbaarheid vaak een pittige uitdaging. Wij zijn hardleers op dat gebied. Als westerlingen zijn we gewend om ons verlangen als richtlijn te gebruiken en kunnen we pas ontspannen als het ingevuld is. Dat schept soms grappige situaties. Na een lange zware fietsdag, oververhit, moe, zweterig en onder het rode stof van de zandwegen vinden wij dat we recht hebben op een verfrissende douche... Wat blijkt? Geen water. ‘Ach, komt vaak voor, dat watergebrek’, zegt de jeugdige hoteleigenaar. Eerst moet het even opgepompt worden. Na een uur komt er inderdaad een schamel straaltje water uit de douchekop. Maar net wanneer Paul zich helemaal ingezeept heeft, gaat het straaltje over in enkele druppels en vervolgens in niets meer. Voor de rest van de avond niet meer. ‘Maar morgen komt er wel water uit hoor!’, wordt ons verzekerd.

 

Fietsen over zandwegen blijft ook zo’n onvoorspelbaar avontuur. Wij kunnen dan graag langs een mooie route willen fietsen. Van het ene op het andere moment moeten we ons idee bijsturen omdat een wolkbreuk ze tot een modderpoel maakt, of omdat halverwege de weg een vrachtwagen vastzit in de modder en de hele weg blokkeert, of omdat de rivier is overstroomd en de weg letterlijk in een vijver heeft veranderd. Meermaals is het ook al voorgevallen dat de maaltijden die we voorgeschoteld krijgen onze honger niet voldoende stillen, dat we dan een extra bestelling maken en dat dat niet kan omdat er geen eten meer aanwezig is in de keuken. En als we Kampala ‘even’ willen doorfietsen, blijkt dat onbegonnen werk omdat het verkeer potdicht zit. Bij al die onvoorspelbaarheid betrappen we onszelf er vaak op dat we rusteloos worden, of gefrustreerd geraken, of wegkwijnen in zelfmedelijden.

De Oegandezen lijken er allemaal heel rustig onder te blijven.  Hun verlangen lijkt zich meer te schikken naar wat de situatie op dit moment mogelijk maakt, dan omgekeerd. Het zijn krakken in (zelf)relativering, zo lijkt het wel. Dus als we met de fietsen muurvast zitten in dat centrum van Kampala en ons eerst druk maken en naarstig op zoek zijn naar een uitweg, maakt de motorrijder die noodgedwongen met zijn voertuig tegen mijn tassen leunt, een praatje met me. ‘waar kom je vandaan? Hoe gaat het met je? Grappig hé, dit verkeer.’


Vanuit ons verlangen de stad door te geraken bekijken wij de omgeving enkel nog met ogen die aan uitwegen gelinkt zijn. De motorrijder kijkt eerst rond en maakt op basis van wat hij ziet ruimte voor mogelijke kansen. In een praatje met een blonde schone op een fiets die onverwacht naast hem opduikt bijvoorbeeld 😊 Ook dat ontspannen omgaan met wat de dag brengt, maakt Oeganda tot een mooi land. Ook om die reden verdient het haar titel als parel. Want afhankelijk van hoe je hem tegen het licht houdt, verschijnen er andere tinten van de werkelijkheid, andere mogelijkheden, andere perspectieven.

 

Ik oefen mijn fysieke en mentale elasticiteit onderweg wat op de fiets, hobbelend in opwaaiend stof op de zandwegen, tussen de diepe geulen die de regen van afgelopen maanden in de wegen heeft gegraven. Ik maak mijn rug zo elastisch mogelijk en beweeg mijn lijf mee met de vreemde bokkensprongen die mijn wielen maken, om de kans op een verschot in mijn rug zo klein mogelijk te maken. Via de weg van de minste weerstand dus. Dat begint intussen aardig te lukken. Mijn mentale flexibiliteit mag nog wel wat groeien. Laat de Oegandezen daarin mijn leermeesters zijn.