Paul vertelt...

 

Namibië

De eerste dagen in Namibië verblijven we in Windhoek. Overal in de stad worden we gewaarschuwd voor watertekort. In sommige delen van Namibië heeft het al acht jaar niet geregend, horen we. De prijs voor water is hoog en stijgt exponentieel als je meer dan gemiddeld verbruikt. Er is een speciaal alarmnummer dat je kan bellen als je een lekkende kraan of andere waterverspilling ziet en bij het douchen wordt gevraagd om het eerste koude water, dat je normaal weg laat stromen, op te vangen in een emmer om die vervolgens te gebruiken voor bijvoorbeeld het doorspoelen van het toilet.

 

Tot onze ontsteltenis begint het de avond voordat we de woestijn in willen fietsen, te hozen. We zien kinderen dansen door de straten; volwassenen kunnen hun geluk niet op en raken er maar niet over uitgepraat hoe blij zij ermee zijn. Kathleen en ik staan er echter wat beteuterd bij. Wij wilden de regen juist ontvluchten en nu valt er in een avond meer, dan er afgelopen acht jaar in totaal gevallen is; meer dan 80 mm.

 

Omdat ons gezegd wordt dat de wegen in de woestijn met al die regen niet te berijden zijn, stellen wij ons vertrek twee dagen uit. Dan nemen we alsnog afscheid van onze warmshower-host Christopher en zijn gezin en fietsen we de woestijn in. We hebben onze route dit keer wat grondiger voorbereid dan normaal. Elke ca. 250 km. is er een benzinestation waaraan ook altijd een eenvoudig winkeltje gelegen is, dat een zeer beperkt assortiment voert. Daar kunnen we dus een nieuwe voorraad voedsel inslaan. 

Het komt erop neer dat we in Windhoek voor vier dagen eten inslaan. Pasta, rijst, diverse blikken bruine bonen en groenten, biltong (gedroogd vlees dat zelfs bij woestijntemperaturen lang goed blijft), dadels, noten en rozijnen. Als ontbijt eten we muesli dat we aanlengen met water en als lunch eten we ‘beskuit’, een soort harde broodkorsten met daarin rozijnen of noten verwerkt. 

 

Naast het eten nemen we ieder 15 liter water mee, verdeeld over twee maal twee waterzakken. Dit naast de gebruikelijke twee bidons en drie anderhalve literflessen water die we ieder altijd bij ons voeren. 


 

De wegen

 

De eerste kilometers uit Windhoek zijn nog asfalt, maar na nog geen half uur fietsen uit het centrum van de stad, gaat de asfaltweg over in een ’gravelweg’ en zijn we alleen. We verlagen de bandenspanning van 5 bar naar 3 bar, zodat ze een wat breder loopvlak krijgen en daardoor minder diep in het zand wegzakken, waardoor het uiteindelijk soepeler fietsen is, íets soepeler wel te verstaan.

 

Omdat het aantal wegen in de woestijn zeer beperkt is, kunnen we op de zon navigeren. Alle wegen staan op onze kaart en omdat het vrijwel allemaal rechte lijnen zijn, kijken we op elk kruispunt naar de stand van de zon om te bepalen waar het zuiden is; die kant moeten we immers op. Toch word ik al op de eerste kruising in verwarring gebracht. Het is rond het middaguur en de zon staat in mijn rug. Aangezien we naar het zuiden moeten, heb ik het idee dat we de zon in ons gezicht moeten hebben, maar dat betekent dat we de weg in moeten slaan waar we net vandaan komen. Net op tijd besef ik dat de zon hier van het oosten via het noorden naar het westen draait. Het klopt dus dat als we halverwege de dag naar het zuiden willen fietsen, we de zon in onze rug moeten hebben en niet in ons gezicht.

 

Na een paar dagen leren we de weg steeds beter lezen. Kleurnuances verraden waar het goed fietsen is en waar niet. Over het algemeen zijn de donkerdere en de lichtere plekken goed fietsbaar, omdat daar de egaliseermachine de bovenste laag heeft afgeschraapt, maar die zijn er maar in beperktere mate. 

Vaker halen wij door verschillende weg-omstandigheden niet meer dan 12 km/u. Allereerst wasbord; dat kiezen we vrijwel niet. Alleen als we naar beneden gaan en we voldoende snelheid hebben, flaneren onze banden vanaf 40 km/u over de toppen van het wasbord. Maar als we die snelheid niet halen, fietsen we ook meteen heel langzaam als het wasbord betreft, omdat we naast onze billen ook vooral onze fiets met bagage niet te veel willen belasten.


Dan blijven nog mul zand en kiezels over. Kiezels verkiezen we berg op. We stuiteren weliswaar over de weg, maar het is wel een stevige ondergrond met enige grip en omdat we maar langzaam berg op gaan, is het stuiteren acceptabel. Naar beneden gaat de voorkeur uit naar zand. Dat is veel vlakker en stuitert dus veel minder. Het is wel zwaarder fietsen, maar de zwaartekracht doet het meeste werk. Vooral als we vlak rijden, is het zoeken naar de juiste zand-grind verhouding; een stevige ondergrond die toch ook redelijk vlak is. Vaak slingeren we daardoor van links naar rechts over de weg. Het zijn vaak de overgangen tussen wasbord, zand en grind die we opzoeken.

 

Het aantal auto’s dat op een dag voorbij komt, is op maximaal twee handen te tellen. Ze laten vaak een grote stofwolk achter zich, waardoor we secondenlang ‘stof happen’. Toch zijn we blij dat ze er zijn. Ze steken standaard hun hand op. Als wij stilstaan om een foto te maken of om nieuwe energie tot ons te nemen, gaan ze langzamer rijden om te zien of alles oké is. Ze steken hun duim op en wachten totdat wij ook onze duim opsteken. Op dat moment geven ze weer gas. Een enkele chauffeur komt naast ons rijden om te vragen of we water of proviand nodig hebben. Het geeft ons vertrouwen dat als we echt in de problemen zitten, er altijd hulp beschikbaar is.

 

Overnachten

De lodges in Namibië zijn geheel op toeristen gericht; ze zijn luxe en doen zeker niet onder voor hun West-Europese collega’s. Consequentie is dat ook de prijzen niet onderdoen voor hun Europese collega’s. En omdat dat ruim boven ons budget is, zijn wij aangewezen op de campings die vaak bij boerderijen gelegen zijn. De campings liggen zo’n 50 tot 80 kilometer uit elkaar. Ertussen liggen vaak nog wel een of enkele boerderijen langs de weg. ‘Langs’ moet niet te letterlijk genomen worden. Bij de poort langs de weg staat dat de boerderij zelf vijf tot tien kilometer de ‘oprijlaan’ op is. Daartussen is er niets; alleen woestijn die zich in verschillende gedaantes aan ons openbaart. Veelal een stenige bodem met verspreide lage struiken en een enkele boom, soms een canyonachtig bruin landschap met nauwelijks beplanting en soms slechts rood gekleurd zand.

 

Als we op een avond bij een boerderij aankomen waar ook een camping zou moeten zijn volgens onze informatie, blijkt er niemand te zijn. We nemen contact op met de eigenaar via het telefoonnummer dat op het hek geschreven is. De eigenaar zegt dat hij er die nacht niet is en vertelt ons dat de camping momenteel niet in gebruik is. Zonder stilte te laten vallen om onze reactie te peilen, gaat hij verder dat we uiteraard wel in zijn huis kunnen overnachten als wij dat willen; hij heeft daar immers een gastenkamer. Via de telefoon krijgen we aanwijzingen waar we de sleutel van het huis kunnen vinden en waar onze kamer vervolgens is. Het blijkt een heel luxe kamer te zijn met alles erop en eraan. Ook leidt hij ons via de telefoon naar de keuken die we ‘natuurlijk’ kunnen gebruiken.  De volgende dag vertrekken we zonder iemand gezien te hebben. We mogen niets betalen, heeft hij ons tijdens het telefoongesprek al laten weten. ‘Een keer per jaar komen er hier van die gekke fietsers langs die vragen naar onderdak. Ik vind het moedig en help ze graag. Kortom, vannacht zijn jullie mijn gast.’.

 

Als we bij een boerderij kamperen zijn we over het algemeen nog niet uitgefietst als we bij het hoofdgebouw aankomen. De landerijen horend bij een boerderij lopen in de duizenden hectares. Een boer verontschuldigt zich bijna richting ons, omdat hij ‘maar’ 6.000 ha. land heeft. Zijn buurman heeft 350.000 ha. land, 100 bij 35 kilometer. De noodzaak om de kampeerplekken dicht bij de boerderij te realiseren, is dus niet erg aanwezig. Regelmatig pakt de boer zijn auto om ons naar onze kampeerplek te rijden. Wij stuiteren er op onze fietsen achteraan. Bij boerderijen zijn we altijd de enige kampeerders. Toch zouden we ook weinig last hebben van collega-kampeerders. De kampeerplekken die we toegewezen krijgen voor ons tentje van 2 bij 2 meter zijn over het algemeen net zo groot als een gehele Nederlandse camping.

 

De afgelegen ligging heeft twee gevolgen. Enerzijds kunnen we ’s nachts genieten van de meest spectaculaire sterrenhemels die we ooit gezien hebben. Door de afwezigheid van enige vorm van bedrijvigheid en doordat de lucht boven de woestijn zo droog is, is de lucht uitzonderlijk helder. Daarnaast is er geen sprake van lichtvervuiling; we zien ’s nachts letterlijk geen hand voor ogen. Die combinatie van factoren zorgt ervoor dat Namibië een van de beste locaties is om sterren te kijken. De Melkweg zien we elke avond heel helder, maar ook de twee stofwolken die onderdeel zijn van de Melkweg kunnen we eenvoudig zien. Dat schijnt vrijwel nergens op aarde het geval te zijn.

Het andere gevolg van onze afgelegen ligging is dat we onze tent midden in de woestijn op moeten zetten, waar, zeker in het laagseizoen waarin wij reizen, nauwelijks mensen komen. Dat heeft tot gevolg dat de kans op het tegenkomen van spinnen, slangen en schorpioenen heel reëel is. Het is dus zaak om onze tassen en de tent telkens goed te sluiten. Onze slippers die we gebruikelijk na het fietsen aandoen, houden we in onze tassen en elke ochtend als we in het donker rond 5.30 u. opstaan, kloppen we eerst tegen het tentdoek alvorens dit open te doen en vervolgens schudden we ook onze schoenen uit en pakken we voorzichtig onze tassen op om te zien of er beweging tussen te zien is.


In het donker ruimen we de tent op en ontbijten we. Zodra het licht wordt, stappen we op de fiets; meestal een kwartier voordat we rond zevenen de zon aan de horizon op zien komen. Enerzijds doen we dit om de grootste hitte te ontwijken; soms tikt onze thermometer in de middag de 40 graden aan. Anderzijds willen we voordat de stormachtige wind, die elke dag vanaf 14 uur komt opzetten, op onze nieuwe slaapplaats zijn.

 

Een van de volgende dagen komen we aan op de camping van Solitaire, een ‘dorpje’ dat bestaat uit een lodge met camping, een benzinestation, een winkeltje, een bakker, een restaurant en een tiental verroeste oldtimers die ter decoratie de naam van het dorp eer aandoen. Huizen zijn er niet. Bij de receptie van de lodge vragen we of we op de camping mogen overnachten. Uiteraard kan dat. Als we vragen wat de kosten zijn, blijkt hij gratis te zijn voor fietsers. ‘We hebben ontzag voor mensen die de woestijn doorkruisen op de fiets. Zij hebben al genoeg ontberingen onderweg, dus we hebben besloten de camping  voor hen gratis te maken, zodat zij niet hoeven te overwegen om wild te kamperen’. Blijkbaar hebben zij hier nog nooit op de fiets gezeten. Het is inderdaad pittig fietsen, maar ‘ontberingen’… Deze weken horen absoluut bij mijn meest favoriete weken in Afrika!