Paul vertelt...

 

Montenegro

 

We hebben ons, naar onze maatstaven althans, grondig voorbereid, maar we blijken toch iets over het hoofd te hebben gezien. We wisten dat we hemelsbreed zo’n 100 km door Montenegro moesten fietsen om van Kroatië naar Albanië te komen en daar hebben we het qua voorbereiding bij gelaten. Het was echter handig geweest als we ons ook even afgevraagd hadden, waarom ze dit land destijds ‘Montenegro’ hebben genoemd. In het Italiaans zegt de naam immers waar het land voor staat: ‘Zwarte Bergen’. Alleen het water lijkt hier waterpas te liggen en zelfs dat vraag ik me hier af. We zien het landschap altijd in een hoek van 7% of meer. Soms is die 7% in ons voordeel, maar het grootste deel van de tijd geldt die minimaal 7% in ons nadeel. Het hele land bestaat uit bergen, serieuze bergen komen we al snel achter. En dus zijn we niet twee dagen in dit land, zoals vooraf gedacht, maar zeven. 

De tweede dag krijgen we te maken met ‘de gevaarlijkste weg’ van Montenegro. Het is een weg met 27 haarspeltbochten die zo’n 600 hoogtemeters overbrugt langs een vrijwel verticale rotswand. Ironisch genoeg is het voor ons een heel veilige weg. Hij is maximaal vier meter breed. Auto’s die elkaar moeten passeren, doen dat stapvoets en op de millimeter nauwkeurig. Als er een bus in het spel is, wat ook met enige regelmaat het geval is, staat alles helemaal stil. Gevolg is dat wij beschikken over een heerlijk rustige weg! En als er dan toch een auto ons passeert, rijdt die vanwege de vele bochten nooit harder dan 30 km/u. Wel is het zo dat we na een ochtend klimmen hemelsbreed slechts 800 meter zijn opgeschoten.


Ook door de rest van Montenegro kiezen we voor de ‘witte weggetjes’, waarop nauwelijks verkeer te bekennen is. Het is een welkome verademing na Kroatië. Het wegdek is er, naar Belgische maatstaven, best redelijk. Hier en daar wat scheuren en als die iets te breed werden, is er een nieuw laagje asfalt gedraaid, waardoor grote delen van de wegen vooral uit ‘patchwork-asfalt’ bestaat. Hier en daar is er een gat of ligt een putdeksel 5 cm hoger dan zijn omgeving. Enige aandacht is dus wel vereist, maar het wegdek is veel beter dan een aantal automobilisten en motorrijders ons hebben willen doen geloven. We toeren eenvoudig door een veelzijdig berglandschap. Globaal kan dat onderverdeeld worden in bergen die bestaan uit kale rots, beboste bergen en ‘puinbergen’ die vooral uit gruis bestaan. Over wat de mensen er vervolgens aan toegevoegd hebben, ben ik iets minder enthousiast. Het is veel beton wat de ‘tand des tijds’ niet altijd heeft kunnen doorstaan.

 

Het is halverwege de middag als we de laatste camping voor de grens tussen Montenegro en Albanië zien liggen. Vandaag nog de grens oversteken zit er niet meer in en we hadden deze camping als ons eindpunt voor vandaag in gedachten. Probleem is echter dat wij vanaf zo’n 300 meter hoogte op de camping neerkijken. De camping ligt aan zee, waar één weg naar toe leidt, dus afbuigen naar deze camping betekent morgenochtend een klim van 4 km met een gemiddeld hellingspercentage van zo’n 8%.

 

We besluiten verder te fietsen. 15 km verderop is er een dorpje met wat toeristische activiteiten, dus we wagen het erop. Tot nu toe hebben we altijd op campings kunnen slapen, maar we weten dat dat op een gegeven moment voorbij is, simpelweg omdat ze er niet meer zijn. Vandaag dus een voorproefje. We weten niet meer waar we vanavond eten en vannacht  ons hoofd te rusten leggen. Het voelt enerzijds goed, maar het is tegelijkertijd ook spannend, want wat als we niets vinden…?


Rond een uur of 17 rijden we het betreffende dorpje in, al is ‘dorpje’ wel een compliment voor de paar gebouwen die we zien. Bij de entree van het dorp staat echter een kleine moskee. Ik merk dat mijn hart een klein vreugdesprongetje maakt. Op onze vorige reis zijn we vier maanden door Islamitische landen gefietst en daar voelden we ons altijd heel welkom en waren mensen altijd heel behulpzaam. We informeren eerst bij de lokale winkel en vervolgens bij het enige restaurant.

 

Beide mensen zijn heel aardig en behulpzaam, maar verwijzen ons naar de camping 15 km terug, de camping die we eerder die middag letterlijk links hebben laten liggen. Wildkamperen kan ook overal en is ‘natuurlijk’ veilig volgens onze informanten. Desondanks is dat toch niet helemaal wat ik voor ogen had. Op weg naar het bos waar we zojuist doorheen gefietst zijn, zien we een erf met diverse fruitbomen. We kijken elkaar aan en denken hetzelfde. We draaien onze fietsen en rijden het erf op om te vragen of we ons tentje daar mogen zetten. Een hond slaat aan en we zien een jong meisje komen kijken. Zodra ze ons ziet, rent ze weg om naar later blijkt haar oude buurvrouw te roepen. Zij haalt vervolgens haar dochter erbij, die in Duitsland woont en nu een paar weken over is voor vakantie. We leggen uit dat we een plekje zoeken voor onze tent. De dochter vertaalt het aan haar moeder en heeft vervolgens ook even ruggenspraak met haar vader. We worden uitgenodigd buiten aan een terrastafel, waarop al snel heerlijke zelfgemaakte kaas en tomaten worden gezet. Intussen schuift ook andere familie aan. Al snel stelt de vader een mooi plekje in zijn tuin voor en schenkt ons een glas zelfgemaakte Rakia. 

 

De dochter dekt de tafel met daarbij ook twee borden voor ons. Ik zeg dat wij naar het restaurant in het dorpje zullen gaan, omdat ze geen rekening met ons hebben gehouden en wij niet hun eten op willen eten, maar daar komt echt niets van in. ‘Er is altijd genoeg voor iedereen en als dat er niet is, delen we!’. De kleinzoon heeft die avond mogen kiezen wat te eten en hij heeft een heel goede smaak: pizza! Op tafel komen drie gigantische pizza’s met een doorsnede van ca. 80 cm, vol belegd met eigen geteelde groenten.

 

Er is eten in overvloed. Met de dochter en haar man spreken we Duits, met de zoon Engels en beiden vertalen het voor de ouders in het Albaans. Het dorp blijkt een Albaanse enclave in Montenegro. In de loop van de avond maakt de vader duidelijk dat we ook binnen in huis mogen slapen. Dan hebben we namelijk minder last van de haan die volgens zeggen al om 1 uur ’s nachts begint. Het is inmiddels donker, dus met enig geaarzel van onze kant en wat aandringen van hun kant, accepteren we het aanbod, nog steeds beduusd van zoveel gastvrijheid.

 

Bij het afscheid de volgende dag, hebben we beiden een brok in onze keel.