Paul vertelt...

 

Masai herders

 

Het gebied van noord Tanzania en zuid Kenia is Masai-gebied. We fietser er verschillende dagen doorheen. Langs de weg zien we veel herders met hun kuddes: geiten, schappen, maar meestal runderen. Het zijn van die typisch Afrikaanse runderen; variërend van beige tot bijna zwart, maar de meeste zijn licht bruin. Allen hebben een bult op hun nek en vooral de stieren hebben indrukwekkende hoorns van soms wel enkele decimeters lang. Herder zijn is een mannenberoep. Ze lopen in typische Masai-kleding: rood geruite doeken die ze om zich heen geslagen hebben. Daarnaast hebben ze allemaal een zelfgemaakte wandelstok die tevens dienst doet om het vee in goede banen te leiden en ze lopen vrijwel allemaal op slippers gemaakt van autobanden. Op enige afstand van de weg zien we kleine Masiadorpen liggen: zo’n tien ronde hutten bij elkaar, gemaakt van lemen muren en daken van palmbladeren. Het dorp is van de omgeving afgescheiden door takkenbossen. Rondom de dorpen zien we ook de vrouwen aan het werk. Ze halen water of zijn op weg naar de markt. Zij zijn nog kleurrijker gekleed dan de mannen met verschillende doeken over elkaar heen. Meestal zijn ze ook zwaar behangen met sieraden. Vaak wel een stuk of 15 kettingen en in hun oorlellen, die zo uitgerekt zijn dat ik er met gemak mijn hand door kan steken, hangen veel oorbellen en andere versieringen. Om hun middel hebben ze vaak ook nog een riem met allerlei metalen versiersels hangen.

 

Om het beeld nog wat surrealistischer te maken zien we tussen twee dorpen op nog geen 50 meter bij ons vandaan een kudde giraffen eten van de acaciabomen.

‘Bizar hè, dat dit ook onderdeel is van onze wereld’ roept Kathleen me van achteren toe. Ze heeft gelijk; het lijkt alsof we door een andere wereld rijden, alsof we morgen wakker worden en het een bijzondere droom blijkt te zijn geweest.

 

In het stadje die avond komt een Masai-jongen op ons aflopen als we op zoek zijn naar het enige hotelletje in de stad. ‘Jullie lijken moe en verdwaald; kan ik jullie misschien helpen?’ vraagt hij in perfect Engels. Hij brengt ons naar het hotel en helpt om onze bagage naar onze kamer te dragen. ‘Vinden jullie het leuk om vanavond samen wat te drinken? Ik ben benieuwd naar jullie wereld en ik kan jullie wat vertellen over onze cultuur’. Uiteraard hebben we daar wel oren naar en zo vertelt hij die avond over de Masaicultuur. Over de leeftijdsgroepen waar je toe behoort en het respect voor de oudere leeftijdsgroepen. Over de levensfasen die je per leeftijdsgroep moet doorlopen: op het vee passen, de jongsten op de geiten en schapen en de leeftijdsgroep daarboven op de runderen, een vrouw vinden, trouwen, kinderen krijgen enz. Hij gaat binnenkort met een grote ceremonie over naar de volgende levensfase en zou dan gaan trouwen met zijn vriendin. Ook vertelt hij over de strijd die er was tussen twee Masaigroepen over het gronddomein. De twee groepen stonden elkaar letterlijk naar het leven. In 1992 werd de vrede getekend. Om die in stand te houden werden pasgeboren baby’s van de twee kampen met elkaar verwisseld. Ik durf er niet naar te vragen, maar besef dat hij zomaar één van die baby’s kan zijn geweest.

‘Maar vertel eens wat over jullie land?’ gaat hij verder. Wij vertellen wat wij doen en hoe het er bij ons aan toegaat. ‘En tussen jullie steden, hebben jullie daar ook boeren?’. ‘Jazeker, wij hebben veel boeren die koeien houden voor de melk’ vertel ik hem. Alsof hij onze discussie van die middag heeft gehoord concludeert hij: ‘Leuk te ervaren dat we precies hetzelfde zijn!’. Kathleen en ik kijken elkaar even aan. Het is tekenend voor wat wij hier ervaren. Terwijl wij vooral de nadruk leggen op de grote verschillen, zijn de Afrikanen die we tot nu toe ontmoet hebben, vooral op zoek naar de overeenkomsten. 


 

Dieren onderweg

 

Gedurende onze reis verandert ook de dierenwereld voortdurend. In de noordelijke Europese landen zien we vooral ooievaars, reeën, roofvogels en een enkele vos. Hoe verder we naar het zuiden rijden, hoe groter de insecten worden. Daarnaast horen we in de loop van de tijd krekels, zien we salamandertjes en ontmoeten we ook kleine slangenhuiden op de weg. Vanaf Albanië komen er nog de landschilpadden bij. Het gevaarlijkste dier komen we eigenlijk het dichtst bij huis tegen: de eikenprocessierups.

 

Maar het echte dierenleven begint voor ons natuurlijk in Afrika. Dat is een van de redenen om hier te willen fietsen. De eerste dagen blijft het bij wat bijzondere vogels, maar op dag vier zit er een groep apen op de weg, midden op de weg en ze lijken het daar uitstekend naar hun zin te hebben, want ondanks dat ze ons gezien hebben, blijven ze gewoon zitten waar ze zitten. Vooral de mannetjes zijn best indrukwekkend groot en vooral gespierd. Er zijn veel kleintjes in de groep. Wij stoppen en kijken elkaar aan. Wat weten we eigenlijk weinig van dit dierenleven. Moeten we uitkijken of kunnen we er gewoon langs fietsen? Is er een kans dat ze ons aanvallen of gaan ze op een gegeven moment gewoon opzij? Wat zijn de signalen die ze geven als ze niet blij met ons zijn? Op een gegeven moment komt er een auto, waardoor de apen vanzelf de berm induiken en wij ook weer verder kunnen. De mensen hier weten precies hoe ze met de dieren moeten omgaan en wat ze kunnen verwachten, maar wij… Wat moet dat straks worden als de dieren nog een stukje groter worden?

 

En dan komen we ‘ze’ echt tegen!

 

Die ochtend staan we al vroeg aan de poort van Hell’s Gate National Park. Het is het enige nationale park in Kenia waar je doorheen mag fietsen, dus hebben we onze route zo gepland dat we erdoorheen moeten. Het is nog even spannend, een paar dagen eerder was ons verteld dat er een leeuwin in het park gespot was, waardoor het tijdelijk verboden was om door het park te fietsen. Bij de poort leggen wij onze route uit. De twee mannen die ons de weg versperren, kijken elkaar aan. ‘Er is inderdaad een leeuwin gespot, maar dat was al enige tijd geleden. Jullie mogen erdoor fietsen, maar dan gaat er wel een ranger met jullie mee’. We weten beiden al wat de ander denkt. Uiteraard gaan we met die voorwaarde akkoord! Dat geeft toch wat extra veiligheid denk ik, totdat ik van de ranger hoor dat hij onbewapend is. ‘Er geldt hier een wet dat niemand de dieren iets mag aandoen, dus dan heeft het ook geen zin om bewapend te zijn…’. Nou ja, als we een hongerige leeuwin tegenkomen, is de kans 1 op 3 in plaats van 1 op 2 houd ik mezelf maar voor om de aanwezigheid van de ranger te legitimeren.

 

Als snel zien we zebra’s, rustig grazend op korte afstand van de weg. Ze eten onverstoorbaar door als wij stoppen om foto’s te maken. Dat is anders bij de gazellen die we iets verderop tegenkomen. Zij hebben ons al lang opgemerkt voordat wij hen zien. Ze staan stil en alle koppen zijn onze richting op gedraaid, afwachtend op wat wij gaan doen. Ik stop om mijn camera uit mijn stuurtas te halen, maar blijkbaar is dat een teken om het op een lopen te zetten. Indrukwekkend om te zien hoe snel zij met grote sprongen in de verte verdwijnen; mijn foto moet ik uitstellen tot een volgende ontmoeting. De wrattenzwijnen die hun hol direct langs de weg hebben, zijn een stuk relaxter en wroeten met hun achterste onze kant op, rustig verder; niet echt fotogeniek. Na een half uur fietsen zien we een groep buffels, onze eerste diersoort van de ‘big 5’! Ze staan vrij ver weg, maar Kathleen en ik kunnen het toch niet laten om onze camera’s te pakken. Later blijkt dat onze ranger vooral gelet heeft op de eenzame buffel die aan de andere kant van de weg onder een boom staat. ‘Buffels die alleen staan, zijn het meest gevaarlijk’ zegt hij ons later. ‘Het kan zijn dat die zich afgesloten voelen van de rest van de kudde als wij ertussen staan en dan zijn ze onberekenbaar, maar deze leek het geen probleem te vinden’. Misschien toch wel goed dat die ranger erbij is denk ik bij mezelf.  

Bij het zien van al die dieren, strijden verschillende gevoelens om voorrang. Allereerst verbazing en verwondering dat al die dieren daar tegelijkertijd aanwezig zijn. De nationale parken zijn niet omheind, dus in principe kunnen ze overal naar toe, maar ze kiezen er massaal voor om ‘in het park’ te grazen. Daarnaast een gevoel van surrealisme. Op een gegeven moment fietst Kathleen een stuk voor me en zie ik aan haar ene kant giraffen de bladeren van de acacia’s eten, terwijl aan de andere kant van de weg zebra’s onverstoorbaar door blijven grazen. Wij kennen deze dieren alleen maar van achter grote hekken in de dierentuin en nu fietsen we gewoon op korte afstand langs hen heen. 


De volgende dag fietsen we om Lake Navaisha waar we dezelfde dieren ook gewoon buiten het nationale park zien, vaak nog dichterbij dan in het park. Alle gevoelens van verbazing, verwondering en surrealisme worden ingeruild door nog maar een gevoel: dat het heel natuurlijk voelt om daar te fietsen en met deze dieren samen de weg te delen. Het klopt gewoon; de dieren horen onderdeel van dit landschap te zijn. Zonder die dieren is dit landschap niet compleet.

 

Rugby met een bijzondere regel

 

We overnachten twee nachten bij Niels, een Nederlandse expat die warmshower is en (wereld)fietsers onderdak biedt. Hij werkt in Kenia voor een Nederlandse tuinder. De laatste avond dat wij bij hem zijn, is zijn gebruikelijke rugbyavond en hij vraagt of wij zin hebben om hem te vergezellen. ‘Het is wel een bijzondere locatie, dus ik kan het jullie zeker aanraden!’ zegt hij erbij. Hoewel rugby niet onze eerste keus is als het om sporten gaan, stappen we bij hem in de auto. Aangekomen op de plaats van bestemming, begrijpen we hem al snel. Op het rugbyveld lopen zebra’s en giraffen te grazen. Aan de rand zien we ook wildebeesten en waterbokken hun avondmaal bij elkaar scharrelen. Iets verderop loopt een groep gazellen en nog weer iets verder liggen buffels. We krijgen een regel uitgelegd voordat de wedstrijd begint: ‘Schop de bal niet te ver weg. Rond schemer komen namelijk ook hyena’s uit het bos en nijlpaarden uit het water naar deze open plek’. Ik knik alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

 

Het eindsignaal wordt door de natuur zelf gegeven; de wedstrijd is afgelopen op het moment dat de buffels te dichtbij beginnen te komen. Ze hebben op het rugbyveld bar weinig aan mij deze avond.