Kathleen vertelt... 

 

Corona in Namibië

 

En toen bereikten de gevolgen van het Corona-verhaal ook ons in Afrika… We zijn drie dagen van de grens met Zuid-Afrika verwijderd, als er een auto naast ons in de woestijn stopt. ‘Waar gaan jullie heen?’ We vertellen dat we richting Zuid-Afrika fietsen. ‘Maar ze hebben alle grenzen gesloten, en het leger houdt alles nauwlettend in de gaten, dus daar kom je niet meer in’.

 

Verward door dit bericht vragen we nadere uitleg aan de uitbater van de guestfarm waar we die avond kamperen. Die brengt ons van de actuele situatie op de hoogte. We zullen blijkbaar voor onbepaalde tijd in Namibië moeten blijven. De Namibische regering volgt het voorbeeld van vele andere landen en besluit tot een lock-down: alle scholen en horeca dicht, de drukbezochte kerkdiensten en vele andere bijeenkomsten worden afgelast, geen vliegverkeer meer, en een dringende oproep om binnen te blijven. Hotels en campings sturen hun personeel naar huis en sluiten de deuren. Alles wordt in het werk gesteld om mensen zoveel mogelijk thuis te houden en zo de verspreiding van het gevreesde virus in te dammen.

Deze beslissingen maken verder fietsen zo goed als onmogelijk. We geraken het land niet uit, kunnen enkel nog wildkamperen en onze belangrijkste bronnen voor drinkwater – de guestfarms en lodges – zijn gesloten. Na enig beraad vinden we ook zelf dat het niet meer verantwoord is om nog verder rond te fietsen. Als de Namibische regering haar volk wil beschermen door hen thuis te laten zijn, willen wij niet diegenen zijn die met ons vrijbuitersgedrag verder ronddwalen en zo mogelijk het virus verspreiden onder de lokale bevolking. Dus overwegen we om een tijdje bij een boer te helpen op zijn land en te wachten tot de wind gedraaid is. 


Want ons verhaal op dit fascinerende continent is nog lang niet ten einde. De Afrikaanse wegen trekken ons nog teveel.

 

Maar dan komen er in sneltempo verontrustende berichten binnen op de whatsapp-groep van wereldfietsers, waar we lid van zijn. Fietsers, die net als wij op dit moment door Afrika fietsen. In Oost-Afrika krijgen fietsers moeilijkheden onderweg. De mildste vormen zijn opmerkingen in de vorm van ‘Hi corona, where are you going?’. Maar in sommige landen beginnen mensen de fietsers als paria’s te mijden, of hen een beschuldigende vinger toe te wijzen: ‘Jullie brengen corona binnen in ons land!’. De sociale onrust stijgt, en als fietser ben je afhankelijk van de goodwill van de lokale bevolking. Ook de autoriteiten houden voortdurend extra controles waarbij Europeanen, Amerikanen en Chinezen eruit gepikt worden. De ene na de andere wereldfietser geeft aan zo snel mogelijk huiswaarts te keren, ‘nu het nog kan’.

 

Het is plots de omgekeerde wereld. Daar waar Afrikanen vaak niet welkom zijn in Europa en andere continenten, zijn Europeanen en andere blanken ineens niet meer gewenst in Afrika. Daar waar je met een creditcard tot voor kort zo goed als alles kon regelen, lijkt diezelfde creditcard ineens waardeloos te zijn. We krijgen te horen dat het private ziekenhuis van Windhoek de deuren gesloten houdt voor Westerlingen die griepverschijnselen vertonen.

 

De twijfel slaat toe. Zijn we nuchter als we hier blijven? Of zijn we naïef? En waar ligt de grens tussen beide? We besluiten raad te vragen aan de Belgische en Nederlandse consul. Het Belgische consulaat geeft geen teken van leven. De Nederlandse consul is duidelijk: ‘Onmiddellijk huiswaarts keren!’ Zondag en donderdag gaan de twee laatste noodvluchten van KLM’, zegt hij erbij, ‘vliegtuigen die van de Namibische regering leeg naar Windhoek mogen komen om mensen op te halen. Nadien is terugkeer naar huis voor onduidelijke tijd onmogelijk.’ Intussen komen er met de minuut meer en meer verontrustende verhalen van ervaringen van andere wereldfietsers bij ons binnen via de whatsappgroep. We beseffen dat ook wij het hoofd moeten buigen voor de realiteit. 

’s Avonds in de tent, in het midden van de woestijn, kijken we samen naar de sterrenhemel en luisteren naar de stilte. Ik huil zilte tranen. Afscheid nemen van deze plek voelt als afscheid nemen van een natuurlijke vorm van leven, en vrijwillig terugkeren naar een complexe, en voor mij soms claustrofobische samenleving, waar deze sterrenhemel, vergezichten en stilte niet te vinden zijn. Terugkeren maakt me bang. Ik ben bang voor de vervreemding, die me – als ik niet oppas – op termijn ook van mezelf vervreemdt. 


Ik ben bang voor de vele mensen, voor het beton en de luchtvervuiling, voor de drukte en het lawaai, voor de afwezigheid van ademruimte, bang dat ik thuis weer wat zal sterven en de levensenergie, die hier op de fiets vrijuit kan stromen, dichtgesnoerd zal geraken. Bang dat ik de openheid die ik hier voel, zal verruilen voor een meer gesloten houding. Ik weet dat ik hier in de tent toegeef aan een romantische bui en de dingen te zwart-wit zie. Want ook mijn thuisland is me dierbaar. Maar voor even mag ik rouwen en mijn lijf vrijuit aan het woord laten. Straks zal ons gezonde verstand nog voldoende het voortouw moeten nemen.

 

De terugkeer

Na een lift van 700 km met een Namibische boer en een Namibische familie staan we om 5u30 ’s ochtends op de luchthaven van Windhoek, zonder tickets. Een grote groep Duitsers, Belgen, Zwitsers, Fransen, e.a. staan samen met ons te wachten, in de hoop mee te kunnen vliegen. De Nederlandse consul staat ons persoonlijk te woord en gaat vervolgens onderhandelen met KLM. Drie spannende uren later komt hij terug. Paul en ik kunnen mee met de noodvlucht. We krijgen sterk de indruk dat we het juiste paspoort bezitten. Paul althans. Hoewel we op nummer 11 en 12 op de wachtlijst staan van mensen zonder ticket die huiswaarts willen keren, worden we toch als tweede en derde omgeroepen. De Nederlandse consul heeft deze noodvluchten met KLM geregeld en zijn belang is het vooral om de Nederlanders thuis te krijgen. Als Belgische zeil ik mee op de golven van het Nederlandse consulaat, want ik ben de partner van een Nederlander. Ik vertrek met gemengde gevoelens. Dankbaar dat we – nu de beslissing genomen is – veilig thuis kunnen geraken. En bezwaard, omdat veel andere mensen deze kans van een terugkeer naar huis voorlopig nog niet hebben. Als ik samen met Paul naar de gate loop, voel ik de ogen van de ‘achterblijvers’ in mijn rug branden.

 

Nederland

Ik zit in Den Haag in de tuin van Pauls broer, die zo gastvrij is om ons de eerste periode onderdak te verlenen. De lentezon doet haar werk. De Magnolia in de hoek van de tuin staat volop in bloei. Mijn gedachten gaan naar Namibië, en naar de andere Afrikaanse landen waar we doorfietsten. Ik was er graag, in dat verre continent. Ik hield van de mensen en het weidse landschap, en hoop vanuit het diepst van mijn hart dat Afrika gespaard blijft van deze pandemie. Het continent heeft al zo ontzettend veel te verduren, en werkt er heel hard aan om haar plek op wereldgebied te veroveren. Het optimisme en de potentie zijn groot, de daadkracht ook, de vrijgevigheid, de eenvoud, de zachtaardigheid… 

 

Ik rouw wat om ons bruuske vertrek ginder. Tegelijkertijd is de nuchterheid intussen ook weer gegroeid en zijn we vooral heel dankbaar: dankbaar dat we acht prachtige maanden hebben mogen rondfietsen en ons konden laten inspireren, dankbaar dat we veilig in Nederland zijn aangekomen, dankbaar dat onze vrienden en familie ons onderdak aanbieden en de kans om weer te landen in onze eigen omgeving, dankbaar dat Nederland de zorg voor haar burgers ter harte nam en ons thuisbracht. We beseffen ook dat we een van de miljoenen zijn die de ontwrichtende gevolgen van dit corona-verhaal dragen, en dat we ons als reizigers in een luxe-positie bevinden. 

 

Als ik hier in Den Haag over straat loop, groeit ook langzaamaan het besef dat we thuis in een verhaal terecht zijn gekomen waar we het begin van hebben gemist. België, Nederland en vele andere landen zijn al wekenlang in de ban van het Corona-virus, met de daarmee gepaard gaande spanning, angst, creativiteit, vindingrijkheid en solidariteit. Er wordt hier hard gewerkt, door iedereen, met man en macht en ieder op zijn eigen wijze. En wij vallen plots binnen in dit verhaal, niet goed wetende hoe en wat. Het voelt onwennig. 

 

‘Het leven is als fietsen. Om je evenwicht te bewaren, moet je in beweging blijven.’ zegt Albert Einstein. Ik besef dat een nieuw hoofdstuk van onze tocht is aangebroken, het hoofdstuk van ‘thuiskomen’. En zoals vaak gezegd wordt, ligt in dat hoofdstuk vaak nog meer uitdaging dan in ‘vertrekken’.  We laten onze tocht door Afrika beetje bij beetje los en proberen ons op de komende tijd te richten, fantaseren over creatieve vormen waarin we al de Afrikaanse inspiratie kunnen verwerken. We maken plannen over hoe onze ervaringen hier thuis verder kunnen leven, en hoe we weer aansluiting kunnen vinden bij onze medemensen hier. Kortom, hoe we, na een periode van ‘terugtrekken’ in dat verre continent, weer betrokken kunnen zijn op onze eigen samenleving en onze bijdrage kunnen leveren. 

We hebben er vertrouwen in dat het wel zal loslopen, hier in Nederland, en straks, als de grenzen weer open zijn, ook in België. Zolang we maar – letterlijk en figuurlijk – in beweging blijven.

 

Tot gauw...