Paul vertelt...

 

Albanië

 

We rijden Albanië in en ik voel me meteen thuis. Dat komt niet zozeer door de Connexxion-bussen met grote stickers ‘Reisinformatie? Bel 0900-9292!’ die we regelmatig zien rijden, maar in Albanië veranderen wij binnen een uur van toerist in reiziger. En bij die laatste categorie voel ik me veel meer thuis. Tot en met Montenegro waren wij onderdeel van de vele toeristen. In het begin vooral met een D, A of I op hun nummerbord. Naarmate we verder kwamen, schaarden HR, BIH, PL, BG, H, MK, MNE, RO, CZ en SRB zich erbij, maar in Albanië is het gedaan met al die verschillende nummerborden en zien we met een enkele uitzondering alleen nog maar AL-nummerborden.

Daarbij komt dat ook het straatbeeld zichtbaar verandert. Zagen we tot en met Montenegro buiten auto’s nauwelijks menselijk leven op straat; in Albanië speelt het leven zich helemaal op straat af. Allerlei handel vindt buiten plaats en we zien naast auto’s, veel fietsen, brommers, bakbrommers, paard en wagens en mensen te voet met 1 of 2 koeien of geiten. Alles krioelt door en langs elkaar heen. Door een Nederlandse bril gezien het is een grote chaos en wij maken daar deel van uit. 

 

 

En waar we langs de Adriatische kust tot nu toe het idee kregen soms niet te bestaan, groeten mensen ons hier weer, zwaaien ze of geven ons ongevraagd aanwijzingen. Kortom, we worden weer gezien en dat voelt goed. Langs de straat stopt een man zijn auto om ons uit te nodigen om in zijn huis lekker koel water en een energiedrankje te komen drinken. Zijn vrouw serveert ook er ook heerlijke watermeloen bij. En als we iets verderop op een pleintje onze lunch willen eten, nodigt de uitbater van het aangelegen koffiehuis ons uit om onze lunch in zijn tent op te eten. Buiten is het volgens hem immers veel te heet en binnen heeft hij de airco aanstaan. Om de zon buiten te houden, sluit hij de gordijnen, maar zorgt ervoor dat hij een kier openlaat tussen ons tafeltje en onze fietsen, zodat wij die kunnen blijven zien. Met een hoofdknik maakt hij het ons duidelijk. 


De volgende dag krijgen we een ijsje van ‘de beste ijssalon in de omgeving’ aangeboden van een jongen die even een praatje met ons komt maken. En als we die middag bovenaan een pas staan, met schitterend uitzicht over het stadje Elbasan beneden in het dal, nodigen drie jongens ons uit om de verjaardag van een van hen te vieren. Hij is 22 geworden. Een en ander gaat gepaard met een bierglas voor ¾ gevuld met Jägermeister en met ¼ Red Bull. Gelukkig is het alleen nog maar afdalen naar de camping; dat gaat die dag nog iets soepeler dan gebruikelijk.

 

Het Albanese landschap is in het algemeen droog, dor en bruin-geel gekleurd. Het binnenland waar we de eerste dagen doorfietsen, is glooiend en langs de spaarzame wegen is overal wel ontwikkeling. Halverwege het land buigen we af naar de kust. Die is veel bergachtiger, waardoor we dagelijks tussen de één en anderhalve kilometer aan hoogte moeten overwinnen; de ene keer in de vorm van een pas, de andere keer in opeenvolgende klimmetjes van enkele tientallen tot honderden meters hoog, wat het veel zwaarder maakt. Ook het berglandschap ziet er dor en geel uit. Als er begroeiing is, is dat vooral in de vorm van struiken. Verspreid staan er ook olijfbomen. Verder een enkele Eucalyptusboom en een den, maar die twee soorten zijn nauwelijks noemenswaardig. Het geheel lijkt geen bij-vriendelijk landschap, maar daar vergis ik me in. Overal zien we bijenkasten staan en regelmatig staan er ook stalletjes langs de weg waar honing wordt verkocht.

 

We merken aan alles dat Albanië aan de vooravond van een toeristische revolutie staat. In Vlorë is met Europees geld een boulevard aangelegd. Het enige positieve daaraan is dat er ook een één meter breed twee-richtingen fietspas is aangelegd. Als landschapsarchitect kan ik zeer waarderen dat ze de bomen die in de lijn van het fietspad stonden, gewoon hebben laten staan. Als fietser moet ik daarentegen toegeven dat bomen in een fietspad niet heel handig zijn en de functionaliteit ervan toch enigszins beperken.

Verder is over de boulevard en omgeving weinig positiefs te zeggen. Het is een kopie van de Spaanse Costa’s zonder dat er ook maar iets authentieks Albanees aan toegevoegd is. Deze boulevard zou overal kunnen liggen. Naar mijn mening een grote gemiste kans. Er is geen enkele reden waarom mensen specifiek naar deze plek zouden komen. Door niet uit te gaan van de ‘Genius Loci’, oftewel de kracht van de plek zelf, ligt uniformiteit en daardoor saaiheid en uiteindelijk verval op de loer is mijn overtuiging.

 

Waar we positiever over gestemd zijn, zijn de particuliere initiatieven en dan vooral op campinggebied. Overal openen campings, al zijn de eigenaren soms nog wel wat zoekende. Bij onze eerste camping hebben onze voorgangers waarschijnlijk gevraagd waar ze zich konden douchen. Daarop heeft de campingbaas boven de Franse toiletten een douchekop gehangen. Het is daarbij vooral zaak om stevig te blijven staan en geen onbedacht stapje naar links te zetten. Ook is het nog meer dan anders van belang om je zeepje niet uit je handen te laten glippen.


Een volgende camping heeft speciaal voor trekkerstentjes schitterende marmeren plateaus aan laten leggen, waarop de toeristen hun tentje kunnen plaatsen. Ze moeten daar toch even vreemd hebben staan kijken toen de eerste gasten hun tent tussen de plateaus op de stoffige grasloze bodem plaatsten. Haringen in marmer slaan werkt immers niet zo goed.

 

Bij een derde camping bestaat het sanitair uit houten schotten zonder dak.  De douches hebben geen afvoer, dus al het water loopt van de betonnen vloer de camping op. In de loop van de tijd zijn de schotten niet weersbestendig gebleken. Waar er gaten zijn gevallen in de schotten tussen de heren- en damesdouches, zijn die opgevuld met wc-papier. Niet dat dat erg is, de deuren konden sowieso al niet op slot en vallen half open als je ze niet vasthoudt.

 

Tot slot een campingbaas die ons met open armen op staat te wachten. We vragen of hij een plekje heeft en meteen begint hij met trots te vertellen over zijn camping die nu al twee maanden open is. Het is druk geweest en hij heeft er allemaal plannen mee. Na een twintig minuten praten leidt hij ons door zijn huis heen naar zijn achtertuin, waar precies plaats is voor een trekkerstentje. Trots draait hij het bordje ‘Full’ om, zodra wij de plek geaccepteerd hebben.

Er valt in Albanië hier en daar dus nog wel wat te leren op campinggebied. Waar vrijwel elke camping wel fors in geïnvesteerd heeft, is verlichting. Bij sommige campings is het verschil tussen dag en nacht nauwelijks merkbaar. En wat ons betreft hadden ze daar nou net niet in hoeven investeren. Ons tentdoek is zo dun dat we er bijna de sterren door kunnen tellen, dus van de 4-keuren stroboscoop die een van de campings heeft hangen, worden we niet echt blij als we elkaar tegen negenen welterusten wensen.